24/11/2018: PUTTERTJES

„Troostvolvrolijk zingt‘t

puttertje zijn lied als ‘n blij,

hupse harlekijn.”

Nadat ik deze opvallend mooie en tengere vogeltjes opgemerkt heb in de tuin bij het begin van de herfst, heb ik nu eerst wat meer informatie ‘geput’ over deze Puttertjes uit onder andere Wikipedia en Natuurpunt, om nu, ten slotte al deze wetenswaardigheden te bundelen met mijn eigen bevindingen en om te vormen tot een gezellige tekst.

Eerst de wetenschappelijke omkadering:

Carduelis carduelis of distelvink:

{Klasse: Aves of Vogels}

(familie: Fringillidae of Vinkachtigen)

[Orde: Passeriformes of Zangvogels]

Geslacht: Carduelis

Soort: Carduelis carduelis

Alle mogelijke benamingen: Distelvink, Putter, Kardinaal, Stekelvink,...

Benamingen in het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels:

Distelvink, Chardonneret, Stieglitz, Goldfinch (Eigenaardig detail: de in het Nederlands genoemde ‘Goudvink’ is de Pyrrhula pyrrhula in de Latijnse en wetenschappelijke benaming, wat dan in het Engels ‘Bullfinch’ genoemd wordt. Dit kan dus wat verwarring scheppen...)

Na de vorige winter, zijn de, tijdens de vroege lente, kwistig op de grond gemorste en gevallen vogelvoerzonnepitjes, beginnen te kiemen waardoor we dit jaar - en mede door de warme zomer - mooie, bloeiende grote en kleinere zonnebloemen als bonus kregen: zonnetjes in eigen tuin, die later op hun beurt weer voedsel aan de hongerige vogeltjes kunnen bieden.

Op een dag, terwijl ik wat in de tuin aan het rondstruinen was, hoorde ik een voortdurend terugkomend vrolijk vloeiend twinkelend ‘tswit-wit-wit’ dat dan eindigde met enkele heldere hoge fluittonen. Of men het nu wil of niet, maar men geraakt er gewoonweg opgetogen van en al helemaal als men de verwekkers van die mooie klanken kon zien snoepen van de rijpe zonnepitjes uit de reeds zwaar naar beneden hangende zonnebloemen, huppend van de ene bloem naar de andere, vervolgens weer even behendig wegvliegend om dan wat later terug te keren. Met hun opvallende rode aangezichtsmaskers, zijn ze een beetje de hupse harlekijntjes van hun grote familie, de vinkachtigen. Ook hun wat carnavalesk aandoende verenkleed doet ons denken aan de personages uit de Commedia dell’Arte, de Italiaanse vorm van volkstoneel.

Omheen dit rode masker dragen ze namelijk een soort witzwarte overtrekmuts of bivakmuts waarbij de zwarte kleur enkel over de kruin naar de nek loopt en als een zwarte lijn naar beide schouders reikt. Over de schouders dragen ze iets dat te vergelijken is met een korte beige cape die onder de keel openstaat om het witte keeldeel van de muts vrij te laten. Ook het verenkleed ter hoogte van de borst en de buik is wit met licht geelbeige vlekken tot aan de volledig witte stuit. De gevorkte pikzwarte staart met witte vlekken, die onder de beige cape uitkomt, lijkt dan een beetje op een sleep die het bonte verenkleed nog meer benadrukt. En om het geheel nog statiger te maken, zijn de ‘mouwen’ van de beige cape (de vleugels) ook inktzwart gekleurd en versierd met een felgele vlek. Bij het spreiden van de vleugels met een spanwijdte van 21 tot 25cm, ziet men die vlek als een brede gele streep over de vleugels lopen. De punten van de vleugels zijn grijs. Er is maar weinig verschil waar te nemen tussen de vrouwtjes en de mannetjes zodat er bijna geen seksuele dimorfie bestaat. Het enige verschil is dat het rode gezichtsmasker iets breder is bij de mannetjes, die tevens ook een grotere bek vertonen (zoals ook bij de mensen? ;-) ), waarmee ze gemakkelijker de moeilijk bereikbare zaadpluisjes uit onder andere de kaardenbol kunnen plukken.

Winter-en zomerkleed verschillen niet zo heel veel, behalve dat de zuiverwitte lange snavel in de zomer, een zwarte punt krijgt in de winter.

De distelvink heeft een voorkeur voor kleine zaden, zoals die van distels, paardenbloemen en vele andere samengesteldbloemigen. Dankzij zijn lange snavel kan de putter tot soms moeilijk te bereiken zaden komen, zoals bij de hogervernoemde kaardenbol.

De poten van de putters zijn belangrijke hulpmiddelen bij het vasthouden en ombuigen van de distels en de stekels.

De rode veren op het voorhoofd zijn erg stug en bieden bescherming tegen de stekende delen van de planten.

Behalve kleine zaden voeden putters zich ook met bessen, bloemknoppen alsook met grassen. In de winter bezoeken ze ook de voedertafel waardoor ze er graag vlug bij zijn om de zonnebloempitjes op te peuzelen. De jongen in het nest worden ook gevoederd met insecten.

Distelvinken zijn gezellige vogels die graag in groepen leven. Soms ziet men tijdens de winter grote zwermen putters van wel 40 vogels vliegen. Ook in de winter worden er paartjes gevormd die al vroeg in het voorjaar naar een geschikte nestplaats zoeken in een open bos of in een groepje bomen. Enkele meters boven de grond en goed verstopt in het gebladerte, wordt het nest goed bevestigd. Doordat het nest diep is, kunnen de 5 tot 6 blauwe glanzende met bruine vlekken gespikkelde eitjes er bijna niet uitvallen. Beide ouders voederen de uitkomende jonge vogeltjes voornamelijk met insecten, maar hoe ouder ze worden, hoe meer zaden ze aangeboden krijgen.

De juvenielen zijn minder kleurrijk gevederd maar vertonen in hun vlucht wel de opvallend gele streep.

Als men het slanke vogeltje met een gewicht van maar amper 14 tot 29 gram en een lengte van 11,5 tot 12,5 cm zo bekijkt, dan kan het bijna niet anders, dan dat deze distelvink, voorkomend in Europa, Noord-Afrika en West-Azië, al vroeg bekendheid kreeg in de artistieke wereld van de hoogrenaissance. De Italiaanse kunstschilder Rafaël (1483-1520) schilderde onder andere in 1505-1506 (Tempera op paneel) een teder ogende Madonna met haar kleine jongen, Jezus, die een puttertje zacht aan het strelen was in de handen van zijn achterneef, Johannes de Doper. Dit was een verwijzing naar de latere kruisiging waarbij een putter een doorn van de uit disteldoorns vervaardigde kroon trok dewelke een pijnlijke wonde veroorzaakt had op Jezus’ voorhoofd en hem zodoende van die pijn wou verlossen. Men denkt dat een druppel bloed, die hierdoor op het vogeltje terechtkwam, zijn rood gezichtsmasker gegeven heeft.

Er bestaat ook een schilderij van Carel Fabritius uit 1654 die “Het Puttertje” heet. Hij had het vogeltje geschilderd terwijl het op een drinkbakje zat waaruit het met een miniatuuremmertje en een eraan vastgemaakt koordje water kon putten. Dit werd aan de toen graag gehouden kooivogels aangeleerd, zoals toen ook veel allerhande andere trucs hen werden aangeleerd (o.a. zich voor dood houden, een wagentje voorttrekken,enz). Gelukkig behoort dit gebruik tot het verleden. Zo heeft de Distelvink zijn officiële Nederlandse naam van ‘Putter’ gekregen.

Met zijn bonte verenkleed en vrolijk uitbundig lied, heeft de Carduelis carduelis of il gardellino de in de 17de eeuw levende Vivaldi geïnspireerd tot het componeren. Het mooie lied van de putter, is perfect weergegeven in zijn fluitconcerto, Il Gardellino Opus 10 nr3 in D major. Vivaldi moet blijkbaar erg onder de indruk geweest zijn. Als men naar dit fluitconcerto luistert, hoort men onmiddellijk het puttertje blij en dolgelukkig zingen.

Niet alleen in de schilderkunst of de klassieke muziek komt de distelvink aan zijn trekken maar ook in de literatuur. De Engelse schrijver, Geoffrey Chaucer vernoemde het vogeltje namelijk in The Cook's Tale, een onvoltooid deel van zijn overbekende “The Canterbury Tales” in een gedicht: "Hij was vrolijk gekleed als een putter in het bos."

Natuurpunt biedt enkele mogelijkheden in verband met wat men kan doen om de putter een handje te helpen. Ik heb het hieronder even gekopieerd:

Een tuin vol distels, paardenbloemen, zonnebloemen, klis en teunisbloemen is ideaal voor de putter. Die planten produceren de zaden waarvan de putter afhankelijk is. De grote kaardenbol is waarschijnlijk de beste putterlokker. De bladeren vormen rond de stengel een waterkommetje dat na regen lang gevuld blijft. Vogels drinken regelmatig uit deze natuurlijke waterbakjes. De kaardenbol produceert nectar en trekt veel bijen, zweefvliegen en hommels aan: indirect ook weer voedsel voor vogels. En als de bloem is uitgebloeid, zijn de zaden in de kaardenbollen favoriet puttervoer. Ook een paar elzen in de tuin verhoogt de kans op putters. In de winter pikken die dan zorgvuldig de zaden uit de elzenproppen, net als sijsen.

We zijn weer gaan wandelen langs de Dender en omdat het ‘s nachts al serieus afkoelt, hadden we een groot volkorenbrood mee om de meerkoetjes, eenden en Anser, m’n lieve Zwaangans uit mijn boek, wat te verwennen.

Atrien en Fulimon kwamen onmiddellijk naar ons toe gezwommen, samen met nog verschillende andere paartjes meerkoeten.

Maar toen zagen we plots een grote groep van wel tientallen zwart-witte meerkoeten, die het blijkbaar al gezelliger vonden om de kortere en koudere dagen bij mekaar door te brengen :-)

“ ‘t Wordt kouder en de

meerkoeten houden zich weer

liever op in groep.”


Twitter Facebook LinkedIn Volgen


24/11/2018: PUTTERTJES

23/12/2019: REGENKERSTTIJD

14/11/2019: “SAVE US”

18/10/2019: Zalig is dat...even goed krabben op mijn rug :-)!

29:9/2019: GELUK IS ENIG!

22/9/2019: BADDERENDE HUISMUSSEN... een heel gezellig volkje