26/8/2018: WITTE ‘KWIKKEN’


Het lijkt erop dat ik het tekenen van vogels, dieren en planten niet meer kan laten sinds ik bijna dagelijks de meerkoetjes en andere watervogels op papier heb proberen vast te leggen voor de creatie van m’n boekjes.

Als ik hier, in de Ardennen, de mooie natuur aanschouw, voel ik nu telkens weer die kriebelneiging om te schilderen. Er is keuze genoeg en ik zal me wel niet vervelen als ik van al wat ik zie vliegen, wegspringen en grazen, aquarelletjes wil maken.


Bij elke penseelstreek voel ik me immers meer verbonden met het dier dat ik als onderwerp heb uitgekozen en ik zal allicht het in het vervolg ook beter kunnen herkennen in de natuur. Het geeft me een blij gevoel van dankbaarheid en het is als een stimulans die me voortstuwt gewoon voort te doen.

Hier, in de omgeving van ons huisje, zie ik naast overvliegende roofvogels als rode wouw en buizerds, ook in de verte kieviten fladderen en hoor ik hun naam roepen. De mezen en vinken die tijdens de winter zonnebloempitjes lieten vallen rond de voedertafel, hebben het mogelijk gemaakt dat er mooie zonnebloemen na het ontkiemen van de zaadjes ontstaan zijn. Sommige zijn zelfs uitgegroeid tot mooie exemplaren die nu zelf vrucht dragen.


Spijtig genoeg hebben de warmteonweders ze hevig door mekaar geschud, zodat ik een beetje heb moeten ingrijpen: de meeste afknippen maar de zware met zonnepitten gevulde bloemhoofdjes heb ik zo goed en zo kwaad ik het kon, opgehangen aan de voederstandaard. En... het duurde niet lang of ik zag enkele meesjes ervan komen smullen, alsook de distelvinkjes of ook wel ‘putters’ genoemd, kwamen er al gauw op af. Met hun vrolijk uiterlijk (rood aangezicht, wit-zwart gestreepte hoofddoekstreep, overgaand in een beige verenpak met aan weerszijden van beide vleugels, een felgele streep), behoren de distelvinken tot de leukste en meest karnavaleske groep onder de vinken. Ze hebben ook een fors gebouwde bek, maar hebben wel een slankere lichaamsbouw en ze hebben een heldere en lieve ‘kwebbelbabbelroep’. Heerlijk is het om hen bezig te zien en te horen... Men kan hier dus spreken over pure recyclage ;-)

Roodstaartjes zien we ook regelmatig en vermits we in een landbouwgebied wonen, krijgen we elk jaar het bezoek van vele boerenzwaluwen. Ze nestelen blijkbaar liever in de stallen van onze overburen maar ze maken graag gebruik van onze regengoot als rustplaats van waaruit ze een overzicht op de weiden en de velden hebben. Ze kwetteren er nogal op los vanop hun uitkijkpost en dan ziet men vanop de grond goed hun steenrode kleur ter hoogte van het voorhoofd en de keel. Dan ziet men de smalle dwarse blauwzwarte strook boven de witte buik. De blauwzwarte strook zet zich voort op de rug, de lange vleugels en de mooie lange en gevorkte staart, die veel langer is dan bij de huiszwaluw. Boerenzwaluwen jagen relatief laag boven de grond tot ongeveer een hoogte van 30 meter. De huiszwaluwen vliegen veel hoger tot +/- 150 meter.

“Op en neer wipt ‘t kwik-

staartje vóór’t golvend wegvliegt

met ‘n zachte ‘tsjik’roep.”


“Fladdergolvende

witkwikjes zoeken vrolijk

naar vliegsnel lekkers.”

En dan zag ik op een dag de wel vijf kleine witte kwikstaartjes die hun nest in onze houtopslagplaats verlaten hadden en met ma of pa aan het rondstruinen waren om wat belangrijke levenslessen op te doen op het terrein zelf! Een hapje hier en daar werd toegediend, zelfs op het klinkerpad van onze oprit. Ik had al wel gezien dat er een koppeltje witte kwikjes woonde tussen het hout, maar ik heb niet gezocht naar het goed verstopte nestje om het niet te verstoren. Het is zo leuk die kleintjes te zien en hoe ze met de dag groeien en al volop zelf kleine vliegende insecten vangen en ze op het dak van het tuinhuisje al hun veertjes zien poetsen, net naar het voorbeeld van hun ouders. Ze wippen naarstig met hun staartjes en fladderen tegen mekaar op tussen de paardenhoeven waar ze graag vertoeven gezien de paarden met hun poten de insecten verstoren. Ze rennen vlug of vliegen achter de insecten aan. Het zijn snelle en heel beweeglijke vogeltjes die goed jagen. Ze schuwen de mensen niet en houden van open landschappen en boerenakkers en weiden. Ze zijn ook vaak te zien bij moerasachtige waterplassen.

Het verenkleed van het mannetje is gelijk aan dat van het vrouwtje behalve dat het zwart op de kruin bij het mannetje meer geaccentueerd is in contrast met de grijze rug. Bij het vrouwtje is het zwart iets valer. De jongen hebben meer een grijsbruin verenkleed. De lange wippende staart is het belangrijkste kenmerk van de kwikstaartjes. Het vrouwtje maakt het nest met veertjes, wol en zacht materiaal en broedt alleen op de 4 tot 5 eitjes. Het voeden van de jongen is een taak die beide ouders op zich nemen.

Witte kwikstaartjes zijn trekvogels en komen uit Noord-Afrika en Marokko naar noordelijke streken om te broeden. De wintertrek terug naar het Zuiden is eind augustus tot november.

Zoals de Gele kwikstaartjes waarover ik in mijn boekjes geschreven heb, hebben ze een golvende en zwevende vlucht. Ze behoren beide tot de familie van de kwikstaarten en piepers.

WETENSCHAPPELIJKE NAAM: MOTACILLA ALBA

{Klasse: Aves}(Motacillidae of familie van de kwikstaarten en piepers)[Orde: Passeriformes of zangvogels] Geslacht: Motacilla of kwikstaarten

Witte kwikstaart, Bergeronnette grise, Bachstelze, White wagtail (‘Pied wagtail’ is een meer donkere kwikstaart die meer voorkomt op de Britse eilanden en tijdens de winter, meer in Spanje en Noord-Afrika).